FEDERATION CYNOLOGIQUE INTERNATIONALE (AISBL)
SECRETARIAT GENERAL: 13, Place Albert 1er B – 6530 Thuin (Belgique)
______________________________________________________________________________

FCI-Standard N° 343
CANE CORSO ITALIANO

 

 

ORIGINE: Italie.

 

DATUM VAN PUBLICATIE EN INWERKINGTREDING VAN DE GELDIGE STANDAARD: 13.11.2015.

 

GEBRUIK: Polyvalente gebruikshond.

 

FCI-CLASSIFICATIE: Groep 2, Pinschers, schnauzers, molossers en sennenhonden
Sectie 2.1, Molossers
Met werkproef

 

KORTE HISTORISCHE OMSCHRIJVING: Zijn directe voorouder is de oude Romeinse Molosser. Vroeger verspreid over heel Italië, in het recente verleden was het ras alleen gangbaar in de provincie Apulië en in de aangrenzende regio’s van Zuid-Italië. Zijn naam is afgeleid van het Latijnse « cohors », wat « beschermer, bewaker van het boerenerf » betekent.

 

ALGEMENE VERSCHIJNING: Middelgrote tot grote hond. Robuust en stevige, doch met enige elegantie. Droge en krachtige spieren.

 

BELANGRIJKE VERHOUDINGEN: Rechthoekig in omtrek en iets langer dan hoog (zijn lengte overschrijdt de schofthoogte met 11%). De lengte van het hoofd bereikt 36% van de schofthoogte.

 

GEDRAG/KARAKTER: Bewaker van eigendommen, familie en vee, zeer behendig en reactief. In het verleden werd hij gebruikt voor het hoeden van vee en voor de jacht op groot wild.

 

HOOFD: Breed en typisch molossoïd. De bovenste assen van de schedel en snuit zijn licht convergerend. Zonder evidente rimpels.

CRANIALE REGIO:
Schedel: Breed ter hoogte van de jukbeenderen, waar de lengte gelijk is aan de breedte. Convex aan de voorkant, maar vlak wordend naar het achterhoofd toe, met een uitgesproken voorhoofdsgroeve die loopt vanaf de stop tot halverwege de schedel.
Stop: Goed gemarkeerd, met een vooruitstekend frontaal gebied.

FACIALE REGIO:
Neus: Zwart, bij een grijs masker kan de neus dezelfde kleurtint hebben. Groot met wijde, open neusgaten. Op dezelfde lijn als de neusbrug geplaatst.
Snuit: Krachtig en vierkant, aanzienlijk korter dan de schedel, in een verhouding van + 1 op 2. De voorzijde van de voorsnuit is vlak, de zijvlakken lopen parallel, de snuit is even breed als lang, gezien van de zijkant is ze diep. Het profiel van de neusrug is recht. 
Lippen: De bovenlippen, van voren gezien, vormen een omgekeerde U op hun ontmoetingspunt. Van opzij bekeken hangen zij matig en bedekken de onderkaak zodanig, dat het onderste deel van het profiel gedomineerd wordt door de lippen.
Kaken/tanden: Kaken zeer groot, dik en gebogen. Een lichte ondervoorbeet, maar nooit meer dan 5 mm. Tanggebit acceptabel, maar niet gewenst.
Wangen: de kauwspieren zijn duidelijk waarneembaar, maar niett uitpuilend.
Ogen: Middelgroot, lichtjes uitpuilend. Ze naderen de ovale vorm, ruim op afstand van elkaar, bijna sub-frontaal geplaatst. Nauwaansluitend ooglid. De kleur van de iris zo donker mogelijk, in harmonie met de kleur van de vacht. De blik is levendig en attent.
Oren: Driehoekig, hangend, middelgroot. Met een brede inplant, hoog geplaatst boven de jukbeenboog. Ongecoupeerd.

 

HALS: Stevig, gespierd, even lang als het hoofd.

 

LICHAAM: Het lichaam is in verhouding iets langer dan de schofthoogte. Stevig gebouwd maar niet gedrongen
Schoft: Uitgesproken, hoger dan de croupe.
Rug: Recht, stevig en zeer gespierd.
Lendenen: Kort en stevig.
Croupe: Lang en breed, schuin aflopend.
Borst: Goed ontwikkeld in drie dimensies, loopt tot aan de elleboog.

 

STAART: Ongecoupeerd, hoog ingeplant, breed bij de wortel. In actie wordt de staart geheven, maar nooit verticaal of gekruld gedragen.

 

LEDEMATEN:

VOORHAND:
Schouder: Lang, schuin en zeer gespierd.
Opperarm:
 Sterk.
Onderarm: Recht en zeer stevig.
Polsgewricht: Elastisch.
Middenhand: Elastisch en licht gebogen.
Voorvoet: Kattenvoet.

ACHTERHAND:
Dijbeen: Lang, breed en achterwaarts gewelfd.
Onderbeen
: Droog en niet vlezig.
Knie: Stevig en matig gehoekt.
Spronggewricht: Matig gehoekt.
Middenvoet: Breed en droog.
Achtervoet: Iets minder compact dan de voorvoet.

 

GANGWERK: Lange stap, uitgestrekte draf. Het gewenste gangwerk is draf.

 

HUID: Vrij dik, strak aansluitend.

 

VACHT:
Haren: Kort, glanzend, erg dicht met een lichte, glasachtige ondervacht.
Kleur: Zwart, loodgrijs, leisteengrijs, lichtgrijs, licht fawn (geelbruin), donker fawn (donker geelbruin en reebruin), gestroomd (strepen in verschillende tinten op een fawn of grijze vacht). Honden met een vacht in de kleur fawn of gestroomd dienen een masker te hebben dat niet verder mag gaan dan de lijn van de ogen. Een kleine witte vlek op de borst, de tenen en de neusbrug is toegestaan.

 

SCHOFTHOOGTE EN GEWICHT:
Schofthoogte:
Reu: 64 – 68 cm.
Teef: 60 – 64 cm.
Afwijkingen van 2 cm zowel naar boven als beneden zijn toegestaan.

Gewicht:
Reu: 45 – 50 kg.
Teef: 40 – 45 kg.
Gewicht in verhouding tot de grootte van de hond.

 

FOUTEN: Elke afwijking van de voorgaande punten moet als een fout worden beschouwd en de ernst waarmee de fout moet worden behandeld, moet precies in verhouding staan tot zijn graad en zijn effect op de gezondheid en het welzijn van de hond en diens vermogen om zijn traditionele werk uit te voeren.

 

ERNSTIGE FOUTEN:

  • Bovenste assen van de schedel en snuit zijn parallel of te convergerend, convergentie van de zijvlakken van de snuit;
  • Gedeeltelijke depigmentatie van de neus;
  • Schaargebit, ondervoorbeet groter dan 5 mm;
  • Krulstaart, staart in vertical positie;
  • Constante telgang;
  • Groter of kleiner dan toegestane hoogte;
  • Aanwezigheid van wolfsklauwen. 

DISKWALIFICERENDE FOUTEN:

  • Agressief of angstig;
  • Fysieke afwijkingen of gedragsafwijkingen;
  • Divergentie van de bovenste assen van de schedel en snuit;
  • Volledige depigmentatie van de neus;
  • Holle of bolle neusrug;
  • Bovenvoorbeet;
  • Gedeeltelijke of totale depigmentatie van de oogleden, wall eyes; strabismus (scheel kijken);
  • Staartloos of te korte staart;
  • Halflang of krullend haar;
  • Alle kleuren die niet in de standaard genoemd worden, grote witte vlekken.

 

N.B.:

Reuen moeten twee ogenschijnlijk normale testikels hebben die volledig zijn afgedaald in het scrotum.
Enkel functioneel en klinisch gezonde honden, met rastypische eigenschappen moeten zouden moeten worden gebruikt voor de fokkerij.