Geschiedenis en oorsprong

 

2De Cane Corso (uitgesproken als ‘Kaané Korso’) is van origine een Italiaanse hond. Aan de basis van het ras ligt de Canis Pugnax, die voortkwam uit de strijdhonden van de Molossians, een stam woonachtig in Zuid-Albanië en Griekenland.

De Cane Corso werd in 1200 vC voor het eerst beschreven in de Italiaanse literatuur.

‘Cane’ komt uit het Latijnse ‘Canis’ en betekent ‘hond’.
Over de oorsprong van het woord ‘Corso’ bestaan meerdere theorieën. Eén daarvan is dat het afgeleid werd van het oud-Griekse woord ‘Kòrtos’, dat ‘binnenhof’ betekent, een aannemelijke veronderstelling denkend aan de voormalige Griekse kolonies in Zuid-Italië. Een andere veronderstelling is dat het een afleiding is van ‘Cors’ (Zuid-Italiaans dialect) of ‘Cohors’ (Latijns), hetgeen beiden ‘stevig of robuust’ betekent. Aan de hand van deze theorieën wordt er algemeen aangenomen dat de naam Cane Corso ‘hond die het binnenhof beschermt’ betekent.

 

CaneCorsoHistoricalPhoto7

 

De Cane Corso was belangrijk als helper bij de fok van varkens, runderachtigen en schapen waar hij zijn aangeboren gevoel voor het bijeenhouden van de kudde demonstreerde, en de moed toonde om weerspannige dieren aan te pakken. Tijdens deze activiteit trad hij ook op als beschermer tegen roofdieren en veedieven.

Op boerderijen was hij nodig om een oogje in het zeil te houden. Het werd uiteraard niet gewaardeerd wanneer hij agressief was, Italianen zijn namelijk een sociaal volk en komen veel bij elkaar over de vloer. Ook binnen het meestal kinderrijke gezin behoorde de Cane Corso een betrouwbare metgezel te zijn. Tegenover vreemden moest de Cane Corso argwanend zijn, en bij afwezigheid van de baas zelfstandig kunnen optreden.

Hij vergezelde ook vaak de wagen van de mensen als die buiten de boerderij kwamen, om zo personen en
bezittingen te beschermen. Tijdens de nacht werden de honden losgelaten om roofdieren en criminelen op afstand te houden.

 

CaneCorsoHistoricalPhoto8

De jacht op groot wild (oa. wild zwijn, stekelvarken en das) was een activiteit in welke de meer uitzonderlijke kwaliteiten van de Cane Corso duidelijk werden, zoals de goede reukzin, moed en strijdbaarheid, allen ondersteund door zijn sterke lichaamsbouw maar tegelijkertijd onvoorstelbaar behendig.
Door de modernisering, vooral van het boerenbedrijf, werd de noodzaak van het houden van Cane Corso’s heel wat minder en zakte hun aantal drastisch. Het ras werd echter in stand gehouden door boeren, jagers en herders in de afgelegen streken van Zuid-Italië (Puglia en Calabria). Het is dan ook daar dat de Cane Corso werd ‘herontdekt’, en er werd een fokprogramma opgezet door dr. Paolo Breber, zodat het ras en daarmee een stuk Italiaanse cultuur niet verloren zou gaan. De erkenning van het ras heeft echter lang op zich laten wachten.

 

 

Herstel en erkenning

 

Tappo


In de 19de eeuw begon men met het beschrijven en catalogiseren van de verschillende hondenrassen,

Door de modernisatie van het boerenbedrijf waren er minder taken weggelegd voor de Cane Corso, waardoor het ras sterk in aantal was afgenomen. Slechts op enkele boerderijen in het zuiden van Italië werden nog Cane Corso’s gehouden, maar ze waren slechts gebruiksvoorwerpen en deze boeren gaven niets om officiële stambomen.

In de jaren ‘50 werd het ras opgemerkt door de in Italië bekende kynologen prof. Bonatti en prof. Ballotta, die de waarde van het ras voor de kynologie inzagen. Samen begonnen ze met het herstel van het ras. In de beeldvorming rond de Cane Corso werden oude tekeningen, geschriften en schilderijen bestudeerd, om een zo correct mogelijk beeld van het ras te schetsen.


Een goed fokprogramma kwam echter niet van de grond omdat men te weinig rastypische honden had en er veel tijd verloren ging in de zoektocht naar honden die moesten bijdragen tot het herstel.

Eind jaren zeventig sloegen een aantal kynologen de handen in elkaar, en in 1983 werd het SACC (Società Amatori Cane Corso) opgericht, met als doel al het ras te verbeteren, te vermeerderen en te waarderen, maar in het bijzonder om erkenning te krijgen van de Ente Nazionale della Cinofilia Italiana (ENCI).

In 1980 werd in Mantova reeds een selectiecentrum opgezet voor het fokken van de Cane Corso’s. Daar waren drie honden die een belangrijke stempel zouden drukken op de Cane Corso populatie: Tipsi, Brina en Dauno. Uit de dekkingen van Tipsi en Dauno kwamen de meest rastypische pups. Hun zonen Basir en Bulan worden tot op de dag van vandaag gezien als de belangrijkste reuen in de fokkerij.

cane-di-puglia

 


Er werden destijds heel wat kilometers afgelegd in het zuidelijk deel van Italië, op zoek naar Cane Corso’s die een positieve bijdrage zouden kunnen leveren aan het ras. De belangrijkste vindplaats bleek Puglia, deze streek wordt gezien als middelpunt van de Cane Corso, zowel wat betreft de populariteit als bewaard gebleven literatuur en afbeeldingen. De Cane Corso’s uit Puglia noemde men de Pugliaanse Cane Corso’s en waren de belichaming van het juiste rastype. De twee belangrijkste honden uit deze lijn zijn Plud en Otello. Plud was de top dekreu van de kennel “Dyrium” van Vito Indiveri.

Otello werd door prof. Casolino meegenomen tijdens één van zijn reizen door Zuid-Italië op zoek naar geschikte Cane Corso’s. Hij heeft een belangrijke rol gespeeld in het opbouwen van de Cane Corso populatie en is de voorouder van een aantal zeer beroemde honden als Arras, Argo, Arek, Boris, Logan en Rubens.

 

Ondertussen begon dr. Antonio Morsiani, aangewezen door het comité van keurmeesters, zich te richten op een rasstandaard waarin het gewenste uiterlijk tot in detail beschreven werd. Deze rasstandaard werd in 1987 goedgekeurd door het comité van keurmeesters en de directie van de ENCI.

In datzelfde jaar werden drie bijeenkomsten gehouden in Milaan, Firenze en Bari. Hieruit kwamen 57 honden naar voren die de eerste Cane Corso stambomen kregen. Eind 1992 vroeg het SACC de officiële erkenning van het ras aan bij de ENCI en in januari 1994 werd de aanvraag beloond door erkenning van de Cane Corso in Italië. In november 1996 werd het ras voorgesteld aan de FCI en werd het voorlopig internationaal erkend. Hiervoor werden 15 Cane Corso’s voorgesteld, van verschillende bloedlijnen, maar allen goede vertegenwoordigers van de rasstandaard. Hiermee werd bewezen dat het ras over een bepaalde homogeniteit beschikte (gelijkenis tussen de onderlinge honden). In 2007 volgde de definieve erkenning door het FCI.

 

Bij het herstel en erkenning van de Cane Corso heeft het behoud van het originele karakter altijd centraal gestaan. Wenst u meer te lezen over het herstel van de Cane Corso dan verwijzen we u naar de volgende pagina’s:

Interview met Paolo Breber

Interview met Vito Indiveri

Het herstel van de Cane Corso verloopt maar matig

 

 

Untitled-1

storia del cane corso